Achtergrondverhaal/reportage

Voor voetbalblad Johan schreef ik in 2004 een reportage bij volksclub La Premìere in Almelo, waar het eerste elftal uit de competitie was gezet.

Altijd de gebeten hond

Intimidaties, kopstoten, gestaakte wedstrijden. Woeste vaders, mattende supporters, gemolesteerde scheidsrechters. Het is hommeles in het amateurvoetbal en de KNVB is het zat. Het nieuwste wapen: probleemclubs indelen in categorieën. Bij de Almelose voetbalclub La Première worden ze er moedeloos van. ‘We vechten tegen de bierkaai. Men vindt ons nu eenmaal tuig.’

‘Lap? Lap? Wat is dat?’ In de bruin betegelde kantine leggen de stamgasten hun kaarten neer. Gesprekken verstommen, boze blikken kijken de onwetende buitenstaander indringend aan. ‘Oké, we leggen de spelregels nog één keer uit. Deze club heet La Première! De eerste dus, maar dan op z’n Frans.’

Hans Kuiper, vice-voorzitter en vandaag tevens barman, geeft tekst en uitleg: ‘Natuurlijk, in de volksmond wordt onze clubnaam altijd afgekort tot Lap. Maar dat horen wij dus liever niet.’ Alleen het eigen volk mag ‘Lap’ zeggen. Alleen zij mogen neerbuigend spreken over de club. ‘Vrienden mogen kijven, maar moeten vrienden blijven,’ aldus het tegeltje achter het biljart.

Zelfs de grootste vriend van La Première moet toegeven dat de volksclub een bedenkelijke reputatie geniet. Het zijn vechtersbazen, beweert de goegemeente. ‘Men vindt ons tuig’, bekent secretaris Hans van der Ley.

Toch is een nuancering op zijn plaats. Wie zonder vooroordelen het complex aan de Koedijk in de Almelose volksbuurt Ossenkoppelerhoek betreedt, ziet een prachtige club. Het sportpark is weliswaar verouderd, maar ligt er prima bij. Een leger aan vrijwilligers houdt het park ordentelijk. Overal staan keurige afvalbakjes in de clubkleuren. Overdag boenen dames uit de buurt de vloeren. Terreinknecht Bonnie, volgens sommigen de belangrijkste man van de club, heeft de wind er flink onder. Zelf geeft hij het goede voorbeeld door elke dag in een verweerd trainingsjasje en rubberen laarzen over de velden te struinen. Met succes, want de grasmat oogt als een biljartlaken. De profs van Heracles werken hier hun partijtjes af als hun eigen trainingsveld weer eens onbespeelbaar is.

Financieel staat La Première er evenmin slecht voor. Op woensdag schuiven de boendames in grote getale aan voor de onvermijdelijke bingo. In hun beste bloemetjesjurk spekken ze de verenigingskas. Als eerste amateurclub in de regio sprokkelde de rood-witte arbeiderstrots een verlichtingsinstallatie bij elkaar. Twee jaar geleden is deze vervangen door een splinternieuwe. Bij elkaar gebingoot door de trouwe supporters. De mensen die het konden missen droegen spontaan extra ‘verlichtingsgeld’ af.

 

Probleemclub

Hoe gaat het eraan toe bij een ‘probleemclub’? Hoe komt een club aan een slechte reputatie? En wat doet ze om er weer vanaf te komen? Het vinden van een probleemclub is een fluitje van een cent. Elke stad heeft zijn zwarte schapen. Wordt het White Star in Maastricht, de club die in de volksmond Wietstar heet? Of FC Boszoom uit Rotterdam, waar het eerste elftal eind vorig seizoen uit de nacompetitie werd verwijderd? Of een van de minstens zes beruchte clubs in Den Haag?

De keus valt op district Oost. In het seizoen 2002-2003 blies de scheidsrechter hier 45 keer voortijdig af wegens wanordelijkheden, vorig seizoen liep het aantal gestaakte wedstrijden op tot 65. En hoewel dit een tamelijk braaf district is in vergelijking met de rest van Nederland, heeft ook Oost zijn probleemclubs. Verschillende goed ingevoerde bronnen – een verslaggever van TC/Tubantia, een scheidsrechter en enkele spelers – komen met dezelfde naam op de proppen. ‘Ga eens kijken in Almelo, bij Lap.’

– ‘We doen alles met de Franse slag. Ik heb nog steeds een appartementje in Monaco.’

La Première bestaat bijna honderd jaar. Het begon allemaal in 1905 onder de naam HBS, Houd Braef Stand. De club speelde in een zwarte broek, rode kousen en een wit shirt met rode kraag. In 1909 moest HBS haar naam noodgedwongen veranderen, omdat in Den Haag ook al een voetbalclub HBS bestond. La Première-oprichter Freek Smit, wiens portret en hamer nog altijd een prominente plek in de bestuurskamer bezetten, kwam met de naam op de proppen. Hij haalde het uit een woordenboek. Waarom hij koos voor het chique Frans, is iedereen een raadsel. ‘We doen alles met de Franse slag’, oppert iemand. ‘Het is de band met Frankrijk. Ik heb nog steeds een appartementje in Monaco’, grapt een ander.

Zijn elitaire naam ten spijt groeit ‘de eerste’ uit tot een echte volksclub. Textielarbeiders, stratenmakers en aannemers melden zich aan. Gaat het goed met de buurt, dat gaat het goed met de club. Na de oorlog wordt de ene na de andere flat uit de grond gestampt, de textielfabrieken draaien op volle toeren. La Première beleeft zijn glorietijd. Het ledenaantal stijgt tot boven de zeshonderd. En dat is veel in een plaats waar in 1957 vijfendertigduizend inwoners leven, ‘voornamelijk CHU- en ARP-stemmende inwoners, ’ zoals Tom Egbers schrijft in zijn boek De zwarte meteoor.

De oudere leden herinneren zich de bekerstunts van begin jaren vijftig. Eerst tegen Sneek, dan uit tegen Wageningen, waar international Charly van der Weerd speelde. En vervolgens sneuvelt ook Abe Lenstra’s Heerenveen op de rood-witte furie. Zevenduizend mensen staan op haastig aangesleepte boerenkarren langs de lijn.

Verzuild

Ondanks de successen is La Première in die dagen al een buitenbeentje in Almelo. De spelers van La Première stemmen niet op de christen-democratische ARP en al helemaal niet op het CHU, een tamelijk los politiek verband van de wat deftige Hervormde Nederlanders. De Ossenkoppelerhoekers zijn een hooguit beetje katholiek. En meestal nog erger: ‘goddeloos’. Hans Kuipers vertelt over de uitwedstrijd tegen de ‘roomsche’ club PH (Prins Hendrik) Almelo. De plaatselijke pastoor besprenkelde niet alleen de doelpalen met wijwater, hij trakteerde ook de meegereisde supporters van La Première op een regenbui. ‘Bij dit volk kan dat geen kwaad’, moet de geestelijke gedacht hebben.

Natuurlijk speelt ook het standsverschil een rol. Het Almelo van de jaren vijftig en zestig is een verzuilde klassenmaatschappij en Ossenkoppelerhoek bevindt zich onder aan de ladder. Als in de jaren zestig en zeventig de textielfabrieken hun productie uit Almelo verplaatsen en de wijk langzamerhand verpaupert, wordt het verschil met de rest alleen maar groter. Een zwart schaap dus en die reputatie is hardnekkig. Zeker in de voetballerij, waar het publiek graag etiketten plakt. Ajax heeft altijd geluk. Duitsers winnen in de laatste minuut. Minstens zo gretig veroordelen voetballers minder gedistingeerde tegenstanders tot tuig. Uitschot, patjepeeërs, proleten. Het zout van de aarde komt in vele smaken. Kampers, Turken, Molukkers, bollenpellers en boeren. Allemaal hebben ze zo hun gebreken. En telkens weer zoeken tegenstanders naarstig naar bevestigingen van het vooroordeel.

– ‘Moet ik mijn woordenboek Turks meenemen of is het een team van ons?’

De laatste jaren dragen ook raciale verschillen bij aan de reputatie van La Première. Net als elke andere volksbuurt heeft Ossekoppelerhoek de afgelopen decennia steeds meer buurtbewoners van allochtone afkomst gekregen. ‘La Première is de enige club in Almelo die hen met open armen ontvangt,’ klinkt het trots in de kantine. Bij La Première melden zich complete allochtone teams aan, vooral Armenen en Turken. De reputatie van de club wordt er daardoor niet beter op – hoe onterecht dat ook mag zijn.

De autochtonen en allochtonen mogen dan wel bij dezelfde club spelen, de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ze behalve clubkleuren weinig delen. De allochtone jongens blijven niet hangen in de kantine, maar vertrekken na een AA-drink huiswaarts. Alsof ze hier op bezoek zijn. De autochtone leden eten hun balletjes mayo en neuriën mee met Frans Bauer en volkszanger Jannes. Kantinetijgers zijn het, die tot kwart voor zeven hun biertje drinken en dan zo snel als hun wankele toestand het toelaat naar huis fietsen om daar in slaap te vallen in het schijnsel van Studio Sport.

Blank en zwart leven bij La Première langs elkaar heen. De autochtone back die te horen krijgt dat hij noodgedwongen promotie maakt naar het tweede, zegt: ‘Moet ik dan mijn woordenboek Turks meenemen? Of is dat een team van ons?’

Hendrie Krüzen

Hoe slecht de reputatie van La Première ook mag zijn, voor Hendrie Krüzen is er geen twijfel mogelijk: La Première is de mooiste club van de wereld. Dat komt door de onderlinge verbondenheid. ‘De familiedag is de mooiste dag van het jaar. Iedereen neemt vrouw en kinderen mee. Zeskamp in de zon, lekker feest maken. Prachtig. “Hier ben ik thuis”, denk ik dan.’

De oud-prof speelde voor Heracles Almelo, FC Den Bosch, PSV, Kortrijk, FC Luik, Waregem, AZ, Go Ahead Eagles en AGOVV. De volksjongen uit Almelo was international in 1988, speelde met Gullit, Rijkaard en Van Basten. Met een beetje meer geluk had Hendrie Krüzen speelminuten gekregen tijdens het voor Nederland succesvol verlopen EK, maar juist op het moment dat hij zou invallen tegen Engeland blies de scheidsrechter af.

Al die jaren is La Première de grote liefde gebleven van Hendrie Krüzen. Hij bleef zijn hele voetballeven lang lid van de volksclub waar hij op achtjarige leeftijd begon. Tegenwoordig is de 39-jarige Krüzen, die dit seizoen als assistent-trainer van Heracles Almelo hoopt te promoveren naar de eredivisie, terug op het honk. ‘La Première? Dat is mijn familie.’ Hij speelt tegenwoordig in het zevende, een elftal vol veteranen. Maar als de nood aan de man is, kan de rest van de familie altijd een beroep doen op haar meest begaafde telg.

– ‘Speelt Krüzen mee’, vragen de tegenstanders bezorgd.

In mei 2003 maakt de aanvallende middenvelder zijn opwachting in het eerste tijdens de nacompetitie. Promotie naar de vierde klasse, dat is het doel. ‘Speelt Krüzen mee?’, vragen de tegenstanders. Helaas voor Reutum, jammer voor Wierden: Krüzen doet mee. Zijn ietwat stramme rug houdt zich glansrijk. La Première promoveert naar de vierde klasse.

De promotie is een schaars hoogtepunt dat uitbundig wordt gevierd. Maar achter de schermen rommelt het dan, alweer. La Première’s reputatie is de club vooruitgesneld. Nog voor aanvang van het nieuwe seizoen krijgt het bestuur de tuchtcommissie van de KNVB op bezoek. ‘We vingen signalen op dat andere clubs geen trek hadden om bij La Première te spelen. Toen zijn we gaan praten in Almelo’, zegt Gerrit Mintjes van de KNVB-tuchtcommissie in district Oost. ‘We hielden La Première een spiegel voor. De club beloofde beterschap.’

Maar beter wordt het niet. Al vroeg in het seizoen loopt de wedstrijd tegen Saasveldia uit op een knokpartij. De scheidsrechter staakt de wedstrijd, La Première royeert twee spelers. Enkele weken later, tegen Omhoog uit Wierden, gaat het opnieuw mis. Dit keer wordt de scheidsrechter bedreigd door een speler van La Première. Het bestuur royeert de speler. Maar een zware straf kan de club niet meer ontlopen. ‘Teams die twee keer verantwoordelijk zijn voor een gestaakte wedstrijd, mogen niet meer in actie komen en degraderen automatisch’, legt Gerrit Wintjes uit. En zo is het seizoen 2003-2004 voor La Première al na tien wedstrijden voorbij. Het seizoen 2004-2005 moet de club beginnen in de vijfde klasse.

En alsof dat nog niet genoeg is, ziet de club zich ook genoodzaakt maatregelen te nemen bij de jeugd. De A1, een elftal bestaande uit Armeense jongens, wordt teruggetrokken uit de competitie. ‘Na een paar behoorlijke akkefietjes,’ zegt vice-voorzitter Hans Kuipers. Hij doelt op de twee wedstrijden die zijn gestaakt wegens wangedrag van La Première-spelers. Vijf van hen zijn geroyeerd door de club, de overige spelers worden over andere elftallen verdeeld.

Vice-voorzitter Hans Kuipers schrijft de problemen van La Première toe aan de algehele verloedering van de maatschappij. ‘De voorzitter is geen “u” meer. Jongeren zijn geen vlegels meer, ze zijn brutaal en gewelddadig.’ Volgens Kuipers heeft La Première de afgelopen jaren zo’n zestig leden geroyeerd. ‘We snijden ons eigen rotte vlees weg. Dat doet pijn, natuurlijk, maar het kan zo niet langer.’ Of het helpt, is maar de vraag. De spelers die zijn club heeft verwijderd, melden zich zonder problemen aan bij een andere club. Hans Kuipers ziet het met pijn in het hart gebeuren.

Tijdens een pupillenwedstrijd slaat een vader de scheidsrechter op zijn neus.

Niet alleen op, maar ook naast het veld is de agressie toegenomen. In 2001 steekt een supporter van La Première een rivaal van de club Luctor et Emergo neer in een café. En tijdens een pupillenwedstrijd slaat een vader de scheidsrechter op zijn neus.

Na alle incidenten van de afgelopen jaren is het niet geheel verwonderlijk dat tegenstanders van La Première al geïntimideerd zijn voordat er ook maar één bal is getrapt. Het vierde elftal van TVC’28, dat vandaag tegen La Première 3 speelt, is geen uitzondering. De gasten uit Tubbergen verschijnen met slechts zeven vaste spelers aan de aftrap, de rest is geleend uit de A-jeugd. ‘Als we hier moeten spelen, dan regent het smoesjes.’ Vanaf de aftrap spelen de dorpelingen bedeesd. Het meegereisde publiek verontschuldigt zich. ‘Onze jongens trekken de benen echt niet elke week terug hoor. Maar hier wel.’

De grensrechter van La Première 3 vlagt voor buitenspel, hoewel de linksbuiten van TVC meters achter zijn man staat. Een scheldkanonnade zou begrijpelijk zijn, maar blijft uit. De bankzitters van TVC lachen gelaten, spits Leo haalt de schouders op. ‘Zo werkt dat hier. Eerlijk gezegd gaat het ons niet om winnen of verliezen. We willen gewoon heelhuids terugkomen.’ Dat lukt aardig, al wordt de wedstrijd ontsierd door een knokpartij. Twee spelers van La Première, de laatste man en de rechtsback, gaan met elkaar op de vuist. Dat mag, oordeelt de scheidsrechter.

Lichtpuntje

Ondertussen laat het zevende elftal zien hoe het anders kan. ‘Dit is het Dream Team van Lap’, roept keeper Hans van der Ley vanuit zijn doel. Hij speelde, zoals bijna alle veteranen, jarenlang in het eerste.

In het zevende spelen niet alleen allerlei nationaliteiten, het team is ook nog eens succesvol. Zo wordt de uitwedstrijd tegen het zevende van SV Almelo met liefst 10-0 gewonnen. Hendrie Krüzen speelt de sterren van de hemel. Zonder scheenbeschermers sjokt hij het veld op, de sokken op de enkels. ‘Als het niet hoeft van de scheids, dan doe ik die lappen liever niet voor,’ verklaart hij droogjes.

Vervolgens geeft Krüzen een masterclass ‘Voetballen tegen een mindere tegenstander’. Het hoogtepunt van de wedstrijd is een actie op twintig meter van het vijandelijke doel. Hij krijgt de bal aangespeeld, dreigt te schieten, maar kapt de bal terug en staat dan een seconde of twee doodstil. Drie tegenstanders zien hun kans schoon en duiken op de oud-vedette. Die wipt de bal over de inglijdende benen heen, versnelt uit stilstand. In één vloeiende beweging speelt hij zich vrij voor de arme keeper in zijn hele grote goal. Maar de vernedering is kennelijk nog niet compleet. In plaats van het balletje laf in een hoek te schuiven, hakt Krüzen zonder op of om te kijken de bal achter zijn standbeen langs naar een inkomende spits. Die heeft niet op zoveel prachtigs gerekend en mist de levensgrote kans.

– Hannes Lalopua!  De levende legende die scoorde in de wedstrijd aller Almelose wedstrijden.

Krüzen is niet de enige vedette op het veld. Dat geldt ook voor Hannes Lalopua. Hannes Lalopua! Nog zo’n levende legende. De voormalige linksbuiten van Heracles speelde op 29 december 1974 de wedstrijd aller Almelose wedstrijden. De zwart-witte trots wipte op die waterkoude zaterdag het grote Ajax uit de beker. De wedstrijd staat in het collectieve geheugen van elke Tukker gegrift. Het Mirakel aan de Bornsestraat, heet het hier. Toegegeven, het grote Ajax was al op zijn retour, Cruijff en Neeskens waren vertrokken naar Barcelona. Maar Heracles was dat jaar ook niet bepaald in goede doen. Een wonder dus, die bekerwinst op Ajax. Hannes was erbij en scoorde zelfs.

Vandaag maken de vedettes gehakt van SV Almelo 7. ‘Als we zin hebben, dan krijg je spektakel.’ In de derde helft, een kratje bier staat binnen handbereik onder tafel, leggen de spelers hun eigen glorie langs de kritische meetlat. De één probeert de ander te overtreffen. Jan Kuipers (ex-Heracles en FC Twente) vertelt dat Voetbal International hem ooit een plek toebedeelde in het Elftal van de week. ‘Ik zat in het sterrenelftal!’ Alois, de spits, trekt nog een flesje los en zet een quasi-ongelovig gezicht op. ‘Wat zeg je nou, Jan? Sterrenslag? O, dat was zeker dat beroemde elftal met Fred Oster en Frits Bom.’

Bodem

Zoveel plezier als ‘de oude mannen’ bleven, zo treurig is het met het eerste gesteld. Na een jaar afwezigheid vanwege de door de KNVB opgelegde schorsing, maakt het elftal van La Première begin dit seizoen zijn comeback in de vijfde klasse. Het jaartje verplichte rust heeft de selectie ogenschijnlijk weinig goed gedaan. Het elftal van trainer Willy Kuipers (‘iedereen heet hier Kuipers, maar ik ben niet van de stratenmakers die de club runnen hoor!’) verliest de eerste wedstrijd met 7-1 van dorpsclub Vasse.

De supporters aan de bar durven niet eens meer te klagen. Een beer van een kerel met armen vol tatoeages ziet de toekomst zelfs hoopvol tegemoet. ‘De bodem van de put is bereikt. Vanaf nu kan het alleen nog maar beter gaan.’

Dat gebeurt, met dank aan Hendrie Krüzen. De ex-prof besluit nog maar een keer op te draven in het eerste. Tegen Bornerbroek scoort hij drie keer, als invaller. Over zijn schitterende lob – de keeper stond drie passen te ver voor zijn goal – praten de supporters weken later nog steeds. La Première wint met 5-0 en het vertrouwen is weer even terug.

Vanachter de donkere biertafel maakt Krüzen een weids gebaar. Langs de prijzenkast, langs de Club van Honderd, langs de rood-wit geverfde paaltjes, langs vrijwilliger Gerrit, op weg naar het ballenhok. De clubliefde zit diep bij de ex-prof. ‘Kijk dan, wat een plaatje. Dit is een prachtige vereniging die bestaansrecht verdient.’ De problemen gaan hem aan het hart. ‘Natuurlijk, die misdragingen zijn niet goed te praten. Maar wat de buitenwacht niet wil zien, is wat onze club er allemaal aan doet om het tij te keren. We werken met gedragscodes, trekken onze A-jeugd terug en verwijderen de rotte appels. Tegelijkertijd blijven we een volksclub die voor iedereen open staat, ook voor mensen uit lage sociale klassen. Dat is prijzenswaardig. Maar het lijkt wel of anderen dat niet willen zien. Het is zo moeilijk om van onze reputatie af te komen. Al voordat er een bal is getrapt, hebben tegenstanders hun oordeel klaar. Wat dat betreft zit de voetballerij krom in elkaar. Het blijft altijd Lap tegen de rest van de wereld.’