Bij de Posterenk staat een eenzame man op zijn klompen. Zwarte wolken aan de horizon getuigen van weggetrokken regen. De druppels druipen nog uit zijn roodgele vlag.

Op het talud heeft de man een plekje gezocht bij hectometerpaal 94,1 vlak voor het betonnen geluidsscherm. In de verte rollen de eerste bussen over de brug. Als het konvooi dichterbij komt, begint de man te zwaaien met zijn vlag. Vanuit de bussen klinkt gedempt gebonk op de ramen. De eenzame man balt zijn vuist.

Onderin de dubbeldekker heb ik even oogcontact met de man op klompen. ‘Moi’, zeg ik en tik tegen een denkbeeldige pet. Een meisje aan boord maakt een hartje van haar handen. ‘Oh kijk dan toch, wat lief!’

Het is de dag van de uittocht. Met een mengeling van trots, verlangen en een ongezonde wedstrijdspanning zijn we in één van de tweehonderdtien bussen gestapt. Tussen silo’s en stalen blokkendozen, het vertrekpunt is opgetrokken op het lelijkste plekje in de mooiste stad ter wereld.

‘Mensen, we zijn 55 minuten onderweg en het toilet zit nu al vol. Dat red ik zelfs niet als ik rijd voor de Zonnebloem.’

Op onze bus staat Van Kooten. Ik vraag de chauffeur of hij Cees heet. ‘Helaas, was het maar zo’n feest. Harold is de naam.’ Bij Arnhem complimenteert Harold ons via de boordradio met een nieuw busrecord. ‘Mensen, we zijn 55 minuten onderweg en het toilet zit nu al vol. Dat red ik zelfs niet als ik rijd voor de Zonnebloem.’

Harold zet een cassettebandje op van Normaal. In plaats van ‘Oh Alie’ zingen we ‘Oh Jannie’. En dat onze rikketik van bommerdebom gaat. De diehards aan boord vinden het maar niks. Die houden van oudijzermuziek. Maar zolang we niet verloren hebben, regeert de tolerantie. ‘Loat die boertjes maar èmpies jonguh.’

In De Kuip ontmoeten de boertjes uit diverse bussen elkaar. Bij de eerste de beste bierpomp, zoals te verwachten viel. Frans komt aanlopen en krijgt ferme klappen op zijn schouder. Normaal gaat Frans niet naar uitwedstrijden. Vandaag wel. Zijn rikketik gaat weer bommerdebom, want gelukkig zijn de klachten verholpen.

Frans draagt vandaag een klassiek shirt, verweerd roodgeel met Auping erop. Volgend jaar viert hij dat hij al vijftig jaar een seizoenkaart heeft. Ergens halverwege die rit nam hij een keer een paar dorpsjochies mee naar de Adelaarshorst. Een van die jochies, Leon, geeft Frans een knuffel. ‘Ja hoor, mijn opper-Eagle! Mooi dat je er bent man.’ Ze herinneren zich allebei Leons eerste onderdompeling nog, vak G-H tegen Telstar. Veel woorden hebben ze verder niet nodig. Onder de lichtmasten maak ik een foto van het glunderende tweetal.

Onder de fakkelrook en de worstenwalm hangt een zweem van emoties. Al voordat we de bus instappen, krijg ik een hug van Max, de supporter die me aan mijn werkplek hielp in het Havenkwartier. Ik herinner me dezelfde knuffel van Max, die keer dat we elkaar tegenkwamen na De Moeder Aller Nederlagen, tegen RKC toen we in minuut 94 nog met 4-3 voorstonden. En zo zijn er meer van die ultrakorte ontmoetingen. Een boks van de gasten die we kennen uit Bergen. Een high five van Jan Willem die een boek schreef over onze club en verliefd werd op de stad. ‘Geniet ervan vandaag’, klinkt het welgemeend.  

In de catacomben ga ik even om de nek hangen bij Ludwig, die twaalf jaar eerder de middenstip jatte en zo het startschot gaf voor de inzameling om echt gras te behouden in de Adelaarshorst. Ludwig zou boeken kunnen schrijven vol liederlijke supportersverhalen maar houdt zich aan de ongeschreven code van horen, zien, genieten en zwijgen. Ludwig bedankt me voor het kaarsje dat ik, mede uit zijn naam, heb aangestoken bij de Mariagrot in mijn dorp. ‘Tegen FC Utrecht hielp het ook hè?’

Zo nadert deze dag de perfectie. We hebben alleen nog niet gewonnen. En dat is niet eens het grootste manco. Het grootste gebrek is dat mijn allerbeste voetbalvrienden op andere plekken zitten in het stadion. Ze zijn vlakbij, maar ik mis ze harder dan ooit.  

Mijn vrienden zijn vlakbij maar ik mis ze harder dan ooit.

Hadden we bij elkaar gestaan, dan hadden we elkaar de hele tijd gewezen op schitterende details. Op de malloten, op de ratjes met de rotjes en op de gekkigheid. Maar ook op de supporters die shirts dragen van overleden familieleden. Op de mensen die een stoeltje vrijhouden voor kameraden die er niet bij zijn. Op de blikken bier, sjaals en tranen die achtergebleven zijn bij de herdenkingstuin in ons stadion. We horen over mensen die vandaag as uitstrooien in De Kuip.

Vanuit mijn ooghoek zie ik hoe Carel, de shagrokende rauwdouwer uit de Voorstad, de trip van zijn leven maakt, ondanks allerlei fysiek ongemak. Tijdens de bloedstollende pienanties denken duizenden roodgele supporters onwillekeurig even aan Carels rikketik.

Als de laatste penalty binnenvliegt, klinkt de oerkreet. En pas dan durf ik weer te kijken. Tribunes schudden, bier vliegt door de lucht, wildvreemden vliegen elkaar in de armen. Ik draai mijn hoofd nog net op tijd om en zie dat Leon komt aanvliegen. Samen vallen we jubelend tussen de kuipstoeltjes. Het loopt goed af.

De dag erna lees ik een berichtenboompje van Jessica, ic-verpleegkundige in het Deventer Ziekenhuis. Ze vertelt over de slechtnieuws-gesprekken op haar nazorgdag.  ‘Zes gesprekken die allemaal begonnen met condoleances maar overliepen in felicitaties. Het contrast tussen vreugde en verdriet was scherp. Geen gesprek uitgezonderd’, schrijft ze op X. ‘Mooi hoe voetbal, en dan vooral een overwinning van Go Ahead Eagles, even lucht kan brengen in zulke beladen gesprekken. Dat zegt iets over hoe diep geworteld de club zit in de harten van mensen. Zelfs in rouw blijft er ruimte voor trots en verbondenheid.’

Volgend jaar zal er hoogstwaarschijnlijk een andere club in de finale staan. Een club die andere verhalen meeneemt, andere clubkleuren, ander bier. In een ander weiland zal wellicht een andere man op klompen eenzaam staan te zwaaien met een andere vlag.

Ondertussen zullen wij in Birmingham, Rome of Athene dronken van geluk het glas heffen op van alles en nog wat. Op de hamstring van linksback Dean James. Op die mislukte bekertatoeage met de hilarische spelfout. In kroegen en op de intensive care zullen lui praten over de avonturen van onze roodgele helden. En Jessica zal de balans van verbondenheid ervaren, daar waar het echt verschil maakt.

En dan nóg zullen er mensen zijn die voetbal maar belastinggeldverslindende onzin vinden.

Ze weten niet wat ze missen.

Join the conversation!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *