Marcel kon een zeehond nadoen. En de foxtrot dansen. Een, twee, sluit. Zichtbaar tellend tolde hij over de planken. Nooit te beroerd om de mooiste meisjes uit het dorp te vragen. En op nieuwjaar stond hij achter de flappen van de legertent te popelen om alle buurvrouwen met een drieklapper het allerbeste te wensen.

Ik kan niet dromen over de zomerkermis zonder dat Marcel erin voorkomt. In een vinnig tempo flitst hij tussen onze benen door om de bakken bijeen te grissen waarin we onze meters bier vervoeren. Als de tapkraan dichtgaat, trekt hij zijn gele ketelpak aan. Met de hogedrukspuit maakt Marcel de toiletwagens schoon. Beschonken feestgangers die een loopje met hem nemen, jaagt hij weg met wolkjes water. In een goede bui doet hij de zeehond na. En in een hele goede bui probeert hij je een knuffel te geven terwijl hij zelf onder de dubieuze bruine sputters zit.

Jarenlang droeg Marcel tijdens dorpsfeesten een wit visserspetje op zijn hoofd met daarop het logo van chipsmerk Croky. Dat hoofddeksel leverde hem, in combinatie met de fysieke kenmerken van zijn gehoororganen, een bijnaam op die hij jarenlang met trots droeg. Totdat hij er tabak van had. Van de ene op de andere dag. Of we hem alsjeblieft weer gewoon Marcel wilden noemen. Grappenmakers hielden het daarna nog een tijdje op The Artist Formerly Known As Croky, Ab Krook of Sonny Crocket, een populair personage uit de tv-serie Miami Vice. Dat was niet zo fraai, want Marcel had het toch netjes gevraagd? Eerst aardig en daarna regelmatig kokend van woede.

Sowieso was de grens tussen lachen met en lachen om flinterdun. Ik kan niet ontkennen dat ik ook wel eens aan de verkeerde kant van de streep ben beland. Daar heb ik nu spijt van, maar achteraf is dat altijd makkelijk praten.

Gelukkig kon ik een potje breken bij Marcel. Dat begon in de zomer van 1988. Als bijbaan werkte ik in de eierhandel van Bouwhuis, mijn oma’s familie. Mijn vader was er bedrijfsleider. In die lange zomer zat ik met Marcel in de schouwkamer. Achter de zware gordijnen rolden over een helse lichtbak eindeloze rijen eieren aan ons voorbij. Marcel en ik moesten de verkeerde eitjes eruit vissen. Breukeieren, sloffe eieren, windeieren, bloedeieren. Al na een paar uur was ik knettergek. Als je op een zomerse dag in de zon kijkt en de ogen sluit, dan dansen er stipjes over jouw gesloten oogleden. Dat had ik op de eierschouw permanent. Maanden later rolden in doorwaakte nachten nog steeds fel verlichte eieren over mijn netvlies.

Samen met de andere vakantiewerkers bedachten we de hele dag door flauwe geintjes. In de geestdodende schouwkamer kwam er al snel van alles voorbij over de lichtbakken. Rekken vol windeieren, bakjes koffie, een pluche beer, een seksboekje, Marcels eigen portemonnee en Gaits broodtrommel. Gait haalde de rekjes met eieren uit de rolcontainers van de boeren. Gait kon een gewone hond nadoen.

Op het plankje tussen Marcel en mij stond een transistorradio van Telefunken. Daarover was Marcel de baas. Als Koos Alberts geen foto zat te verscheuren, dan kwam er wel een Duitse charmezanger voorbij. Toen ik op een dag vroeg of we iets anders mochten luisteren, maakte Marcel me klip en klaar duidelijk dat we niet naar VARA’s Verrukkelijke Vijftien gingen luisteren. En al helemaal niet naar Ronflonflon Met Jacques Plafond. ‘Met al dat praten’, zei Marcel en daar keek hij vies bij.

Radio Tour de France, dat mocht wel. En toen werd het gezellig. In die zomer reden gedrogeerde Nederlanders het hele peloton aan flarden. Lalalalala Bamba zongen we uit volle borst mee met de retro-hit van die zomer. ‘Rooks pakt de bolletjestrui’, riep Leo Driessen. ‘Waf, waf, waf’, kefte Gait. ‘Oe, oe, oe’, brulde Marcel.

Marcel maakte duidelijk dat we niet naar VARA’s Verrukkelijke Vijftien gingen luisteren. En al helemaal niet naar Ronflonflon Met Jacques Plafond. ‘Met al dat praten’, zei Marcel en daar keek hij vies bij.

Kratt’n Henkie, Annie uut de Bochte, Jantie van de Kikker, Jopie de Moes, Teun de Neuze. Elk Sallands dorp kent van die figuren die het leven kleur geven. Ze zijn anders, maar vinden ook op een magische manier hun draai. En ze spreken tot eenieders verbeelding. Nog wel. Door de toenemende welvaart komen deze paradijsvogels steeds minder vaak voor.

Ik denk dat Marcel niet thuishoort in dat namenrijtje hierboven. Zeker, hij was een beroemdheid onder tentfeestvierders in Salland. Met kroegmakker Willie was hij jarenlang elftalbegeleider van de plaatselijke A1, bij al die jongens genoot hij naam en faam. Maar met zijn vaste baan in een keurig bedrijf zaten er ook te weinig rafelige randjes aan voor een mythische status.

Misschien heeft Marcel wel net op tijd afscheid genomen van zijn alter ego Croky en was hij ons allemaal te slim af. Wat hem nu onderscheidt, is zijn onvoorwaardelijke inzet als vrijwilliger. Rond de voetbalvelden, bij het festival, voor de carnavalsvereniging en op de kermis. Marcel maakte onze feestjes zorgeloos. Dorpelingen sloegen hem op de schouder. “Klasse bedankt. Volgend jaar weer?” En Marcel ontleende eigenwaarde aan die waardering. Iedereen blij.

Een zijstapje: toch jammer dat deze categorie er zo bekaaid afkomt bij de lintjes. Hier in Salland regent het altijd koninklijke schouderklopjes, maar die lintjes gaan naar voorbeeldige dorpelingen. En relatief vaak naar bestuurderstypes die goed kunnen praten. Terecht hoor, daar niet van. Maar gasten die een zeehond kunnen nadoen en in een ketelpak de toiletwagens schoonspuiten, worden doorgaans overgeslagen. De koning zal zuinig zijn op de reputatie van zijn ridders, maar ik vind dat jammer.

En nu is het te laat. Marcel is overleden. Veel te jong. Aan kanker, er was geen redden aan. Vlak voor zijn dood bracht een wensambulance hem naar zijn stamkroeg. Hij had nog consumptiemuntjes in zijn nachtkastje liggen en die wilde hij opmaken. De laatste tocht voerde ook langs het eierbedrijf en toen was het klaar.

We hebben geen flauw idee wie deze zomer de toiletwagens gaat schoonspuiten en de meterbakjes ophaalt.  

Join the conversation!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *