Als de cameralampen van ESPN aangaan, scandeert het publiek de naam van de aanvoerder die bezweet naar de interviewtafel stiefelt. Het is de naam van de aanvoerder van de tegenstander. ‘Bartje, Bartje, Bartje, Bartje Vrieiends.’ Met toejuichingen terugkeren op dit oude nest, die eer is niet iedereen gegeven. Vanuit ons vak kan ik het niet zien, maar de grijns zal er zijn.

In het passantenhuis dat elke voetbalclub is, keren er wekelijks oud-spelers en trainers terug. Bij Studio Sport sommen ze zulke weetjes steevast tijdens op het doornemen van de opstelling. Bij onze kleine club hoor ik het relatief vaak. Wij moeten domweg accepteren dat we nooit meer een clubicoon zullen omarmen van het honkvaste type Steven Gerrard, Francesco Totti of John Oude Wesselink. Mijn gemengde gevoelens voor Bram van Polen laat ik hier bewust even buiten beschouwing, want die zijn verwarrend.

Wij moeten teren op spelers die in het beste geval na een seizoen of drie eervol vertrekken. Door de hoofdpoort, klinkt het dan. En binnen die categorie zijn er slechts enkelen die bij terugkeer mogen rekenen op een warm welkom mét een positief spreekkoor. Dat zijn vaak aanvoerders, keepers en schoffelaars. Obikulu, die in het echt Kingsley Obiekwu heet, is de allermooiste. Voor deze kamikaze-back betaalden de supporters het vliegticket vanuit Nigeria. Richard van der Venne en Jeroen Veldmate zijn recente voorbeelden.

Niet iedere speler kan omgaan met deze weelde. Zo zijn er de voetballers die geforceerd niet juichen als ze scoren op het oude nest. Of zelfs gedwee sorry zeggen, licht buigend met de hand op het hart, richting het fanatieke publiek. Volstrekt aanstellerig gedoe natuurlijk. Ik mag hopen dat Bart Vriends, als hij ooit tegen ons scoort, gewoon dolblij met zijn handen in de lucht de goal viert. Natuurlijk zal ik vloeken, maar hem neem ik niets kwalijk.

Remco Pasveer gaf ooit het goede voorbeeld. Als Heraclied zwaaide hij even naar de tribunes en na de wedstrijd gaf hij zijn keepershandschoenen weg aan een jonge fan met een roodgele sjaal. Dan slaag je met vlag en wimpel voor het diploma Terugkeren in de Adelaarshorst. Keeper Nick Marsman leerde die kunst op de harde manier. ‘Marsman hoort in Deventer’, zong de Brinkgreverwegtribune. Maar de doelman van FC Twente zwaaide stoïcijns niet terug. Binnen een paar tellen veranderde het reeds ingezette loflied. ‘Marsman moet de IJssel in’, zong iedereen mee. Voetbalhumor.

Vriends hoeft daar niet bang voor te zijn. Die kan in blessuretijd de winnende binnenkoppen voor Sparta en nog wordt hij met alle egards uitgezwaaid. Dat de liefde wederzijds is, helpt daarbij behoorlijk. Zijn reactie na afloop bij de verslaggever van RTV Rijnmond: ‘Kowet is een ex-vriendin die ik nooit uit het oog ben verloren. Het is acht jaar geleden en van de selectie is alleen Carla de materiaalvrouw er nog, maar de fans zijn gebleven.’

In de negentig minuten daarvoor heeft Vriends vakkundig onze explosieve Zweedse spits ontmanteld. Vanaf de korte zijde zien wij wat we natuurlijk al weten. Dat Vriends slim en bloedirritant kan verdedigen, zijn lange armen bungelend om ons potige Ikea-kastje. Met zijn vriendelijke reputatie komt Vriends daar wel mee weg.

Als een wonder van beschaving in een holle wereld wordt Bart Vriends omarmd door de media. Als jonge verdediger maakte Vriends al indruk. Een verslaggever op zoek naar het cliché van de domme voetballer diende hij van repliek door feilloos allerlei exotische hoofdsteden op te hoesten. ‘De hoofdstad van Madagaskar? Antananarivo, zoek maar op thuis.’ Tegenwoordig maakt hij met andere intelligente voetbalmaten een fijne podcast, waarin de zelfspot nooit ontbreekt. En vierentwintig uur na zijn bezoek aan het ex-vriendinnetje hoor ik Bart Vriends alweer op Radio 1. Daar schetst hij een empathisch profiel van Maurice Steijn, de geplaagde trainer die zojuist is ontslagen bij Ajax. Op genuanceerde wijze breekt hij een lans voor voetballers die op non-actief worden gesteld na uitspraken over het Israëlisch-Palestijns conflict. ‘Ik beschouw het als een vooruitgang dat voetballers niet alleen hun Porsche Panamera en vakantie in Dubai delen, maar zich ook uitlaten over actuele en maatschappelijke thema’s. Zorgelijk dat deze spelers daardoor zó in de problemen komen.’

Was ik bij zinnen geweest, dan had ik Bart Vriends op dat moment even aangeraakt.

Ondertussen dwalen mijn gedachten af naar 2 juli 2015. Het gedegradeerde Go Ahead Eagles mocht door één of ander onnavolgbaar mirakel Europees voetbal spelen. We hadden fijn geloot, tegen Ferencváros uit Boedapest. Omdat ons stadion werd verbouwd, speelden we de thuiswedstrijd bij FC Emmen. Daar bleken de toegangspoortjes niet berekend op zoveel supporters. Het was 34 graden en op het moment dat de wedstrijd al was afgetrapt stonden er nog lange, zwetende rijen voor de ingang. Een ploeg verhitte kerels met getatoeëerde adelaars besloot een handje te helpen door ongevraagd wat hekwerk te verwijderen. Een ME-busje probeerde tevergeefs het gat te dichten, maar de dienders kozen snel eieren voor hun geld. Eenmaal binnen stonden we al met 0-1 achter. We monsterden de overvolle tribune, zoekend naar een opgang en besloten wat te blijven hangen bij de reclameborden. Op slag van rust scoorde Bart Vriends. Hij deed wat Go-Ahead in 1966 tegen Celtic niet lukte. Vriends maakte ons allereerste Europese doelpunt ooit. De maker van die historische goal liep met wijd gespreide armen recht op ons af. Hangend over de borden vierden de spelers het samen met ons. Was ik bij zinnen geweest, dan had ik Bart Vriends op dat moment even aangeraakt. Maar terwijl mijn maten hem knuffelden, raapte ik van gekkigheid een roodgele vlag op en begon daar als een malle mee te zwaaien. Spijt is het woord niet, maar achteraf had ik het anders aangepakt.

En ik denk terug aan die keer dat ik meedeed aan het televisiespelletje Met het mes op tafel. Daar mogen ook onbeduidende mensen aan tafel zitten. Toen presentator Herman van der Zandt me vroeg naar mijn passie voor de ploeterende eerstedivisieclub uit Deventer probeerde ik mijn liefde zo goed mogelijk te verwoorden. En toen ik later in het spel een keer het antwoord niet wist, kalkte ik ‘KOWET’ op het schermpje.

Na afloop kwam de mooiste reactie via een twitterbericht. ‘Well played! En je subtiele verwijzing naar Kowet is niet onopgemerkt gebleven!’ Het idee dat Bart Vriends een half uurtje in zijn leven naar mij heeft gekeken in plaats van andersom, stemt me op een vreemde manier bijzonder vrolijk.

Join the conversation!

  • Ha Bart, die wedstrijd van de Eagles herinner ik mij nog goed. Ik was er met oom Herman. Voor de Eagles was er geen houden aan. Vooral Jimmy – de Vlo – Johnstone was in topvorm. Raar detail: Celtic speelde niet met rugnummer maar nummers op de broek. Hadden we nog nooit eerder gezien. Ik heb nog met Gerard Somer in het bedrijfselftal van Noury & vd Lande gespeeld. Moet ‘m.i. ergens in 1963 geweest zijn
    Het moest wel voor de club stilgeouden worden…..

    • Haha, dat kon toen nog gewoon. Er is vijftig jaar na die wedstrijd nog een mooi boek verschenen van Niet te Kraken, de stichting die de historie van de club bewaart. Die Johnstone heb ik nog even opgezocht, van die kerel zijn geweldige foto’s gemaakt, Schotser dan Schots. Hij is helaas niet oud geworden, al op zijn 61e overleden aan een nare aandoening.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *