‘Houd daar toch eens mee op’, zegt De Allerliefste. Zojuist heb ik Bakkie, Scampi dan wel Gullie begroet. En dan volgt het bijnamengesprek. ‘Noem die mensen toch bij hun echte naam. Het is zó kinderachtig, die bijnamen. Je bent vijftig!’ Ik doe lafjes een jij-bakje en breng in herinnering dat ik door Schatje Schattebout & De Kinderen regelmatig wordt aangesproken onder mijn bijnaam Het Voltooide Leven. En dat ik daar smakelijk om kan lachen.

Want ik ben een liefhebber van bijnamen. Voor mij zijn bijnamen een teken van affectie. Alleen mensen van wie ik houd, krijgen er één. Sommige kameraden krijgen wel tien bijnamen. Koekie, Cooks, Der Koekert, Koekiemonster, Le Koeckard, Koekoek, Koekange, Koekmans, Koekiñho, The Koekmeister, het is één en dezelfde persoon.

En wetenschappers bevestigen mijn stelling dat bijnamen een liefdevolle relatie verstevigen. De Belgische professor Magda Devos vond uit dat partners die elkaar een niet-complexe bijnaam geven (denk aan “schoonheid” of “schatje”) in 90 procent van de gevallen tevreden zijn over hun relatie. ‘En dat zijn dus alleen nog maar de niet-complexe bijnamen’, zeg ik. ‘Kun je nagaan wat je krijgt met complexe bijnamen, Moempie Moempstra.’

Maar helaas, Hare Doorluchtigheid denkt er anders over. Zij háát het. En het is een slecht voorbeeld voor Het Addergebroed. Dus leveren bijnamen nogal eens een woordenwisseling op.

Bepaald niet bevorderlijk voor de harmonie is dat wij wonen in een dorp dat aan elkaar hangt van de bijnamen. Een prominente dorpsgenoot is Peter van Striepert, die eigenlijk Herman Holtmaat heet. Ik speel volleybal met Koos die is geboren als Marcel. Niemand, behalve My Honey Bunny, die deze laatste naam gebruikt. In ons dorp gaat De Krolle in de bus met De Neuze naar Dieka van de Kruusweg waar Bökkers zingt over Annie uut de Bochte.

De muzikale dorpsgenoten van Höllenboer (een bijnaam van de familie Oosterlaar) hebben een fijn nummer gemaakt over dit fenomeen. Het gaat over een brandweerploeg die bij de familie Holtmaat moet zijn, maar hopeloos verdwaalt. Ze vragen de weg en krijgen de wedervraag bij welke Holtmaat ze moeten blussen. Want Holtmaat is Kaamsie, Snieder, Meisters, Striepert, De Groot. ‘Als je niet weet welke Holtmaat, loopt de weg hier altijd dood.’ En aan het eind van het liedje brandt de boerderij af omdat de brandweer te laat komt.

Ik geef de Minister van Gezinszaken groot gelijk als ze zegt dat je scheldnamen niet moet gebruiken. ‘Behalve dan bij Droadnagels en Blauwvingers’, zeg ik er schalks achteraan. ‘Want die vragen erom.’

De familienaam Holtmaat is goed gekozen. Zij zijn de houders van het wereldrecord Luttenbergers met de Meeste Bijnamen. Volgens het lijvige standaardwerk Leven rondom de berg, geschiedenis van de Luttenbergers bestaan er zeven bijnamen voor de wijdvertakte familie Holtmaat. Twee familietakken zijn overigens, met bijnaam en al, geëmigreerd. Naar Mariënheem.

Nou dragen die Holtmaats hun identiteitsbepalende bijnaam -volgens mijn waarneming- met glimmende trots. Maar helaas is dat niet altijd het geval met bijnamen. In een Haarlemse treinenwerkplaats maakte ik eens een reportage over de bijnamencultuur. Ga maar praten met De Sleepkabel, zeiden ze in de kantine. Toen ik tussen de treinstellen op bokken aan de aangewezen monteur vroeg of hij De Sleepkabel was, moest ik een sprintje trekken om uit zijn klauwen te blijven. Tijdens de achtervolging zag ik dat de man één gemankeerd been had dat werkeloos achter hem aan sleepte.

Nee, dat was niet fraai. En ik geef de Minister van Gezinszaken dan ook groot gelijk als ze zegt dat je scheldnamen juist niet moet gebruiken. ‘Behalve dan bij Droadnagels en Blauwvingers’, zeg ik er schalks achteraan. ‘Want die vragen erom.’ En de discussie laait weer op.  

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *