‘Koffie?’

– ‘Ja’

In stilte eten we een croissant.

‘Nog een bakkie?’

-‘Doe maar’

Ik ben aan het kamperen met de zoon van 16. Die is sinds een tijdje niet zo spraakzaam meer. Ik hoor dat van meer ouders. Vooral jongens van die leeftijd beperken hun communicatie tot het hoognodige. En zelfs dat soms niet.

Omdat we een vakantie-met-zijn-allen niet in de gezinsplanning kregen, rommelen we wat aan deze zomer. De jongste en moeder hebben een sjiek hotel geboekt in Den Haag en vermaken zich op het strand en in de winkels. De stamhouder en ik hebben onze tent opgezet op Bellewaerde Ridge, iets buiten Ieper in Vlaanderen. De forse gezinstent valt uit de toon tussen de trekkerstentjes op het weilandje.

Voor het uitladen van ons kampement, had de eigenaar van de boerderijcamping ons op het hart gedrukt dat de haringen niet langer mogen zijn dan vijftien centimeter. ‘Het is hier archeologisch gebied’, zei de campingbaas. Hij bedoelde dat de grond nog vol ligt met de ellende van 107 jaar geleden.

In recordtempo zetten we de tent op. We staan bovenop een Duitse loopgraaf, naast een perfect rond meertje, een mijnkrater. We lopen over het hobbelige land naar het bosje verderop. Naar de Engelse linies. Zwijgend, want de zoon praat dus niet veel. En ik vind het eigenlijk wel best.

Het bos ligt vol kraters van de ondergrondse oorlog. Deze zijn drooggevallen. Aan de rand van het bos staan twee monumenten en vanaf de heuvel zien we in de verte Ieper liggen. De populieren ruisen en de avondzon strijkt over verweerde kruisjes met een nylon klaproosje.

We fietsen naar het stadje dat de Duitsers, op één dag in 1914 na, nooit hebben veroverd. In de Lakenhal bezoeken we het museum dat met prachtige verteltechnieken verhaalt over de gruwelen. Op een touch screen druk ik min of meer willekeurig op een stip in Schotland en zo maak ik kennis Campbell Greenhill. Zijn vader Robert is arts en zijn moeder heet Flora. Campbell houdt van voetbal en tennis en na zijn studie in Glasgow is hij een handelsreiziger geworden. Zijn foto lijkt op iemand die ik ken, maar ik kom even niet op wie.

Hij stierf op 10 augustus in 1917, tijdens de derde (tevens de meest krankzinnige) slag van Ieper. Als luitenant. Een gedecoreerde ook nog eens. Campbell had al twee winters overleefd in Vlaanderen toen hij tijdens een overval op een Duitse loopgraaf een mitrailleur uitschakelde met handgranaten en zo zijn makkers redde. Dat geluk raakte op. Het was onbewolkt op de dag waarop Campbell voor altijd 31 jaar bleef. Zijn jongste broer Thomas overleefde de oorlog, maar de Schotse handelsreiziger bleef achter in de mist van de oorlog. Een graf kreeg hij niet. Een paar uur later vind ik zijn naam terug op de Menenpoort, op paneel 34. Tussen meer dan 54 duizend andere namen.

Veel toeristen verkeren in de veronderstelling dat hier de namen van alle gesneuvelden zijn verwerkt op de plaquettes. Dat klopt niet. Het zijn slechts de namen van de geallieerde soldaten die nooit zijn teruggevonden. Hun botten liggen nog steeds ergens in de klei. Of ze zijn gedumpt in een massagraf. ‘En dat zijn alleen nog maar de geallieerden hè?’, zeg ik tegen de zoon die de namen bekijkt en zwijgt als het graf.  

Die avond verzamelen zich onder de poort een paar honderd toeristen. Keuvelend komen de drie blazers aanwandelen. ‘Poeh, het is druk’, constateren ze. De klaroeners zijn lid van de brandweer en elke avond blazen ze om acht uur the last post. Een oudere man leest het gedicht They shall grow not old voor. Aan de toeristen is dan al nadrukkelijk gevraagd om niet te applaudisseren. Zonder te spreken schuifelen de tientallen toeristen na afloop naar de terrasjes waar garnalenkroketjes, varkenswangen en Duveltjes wachten. De stilte maakt meer indruk dan applaus.

Een dag later fietsen we over de akkers die nog steeds vol liggen met lijken en granaten. We bekijken de heuvel bij Zonnebeke waar Campbell Greenhill nog steeds ergens moet liggen. Het front werd in die veldslag acht kilometer verlegd. Op elke vierkante meter vielen gemiddeld honderdvijftig granaten.

Zes maanden later gaven de generaals het gewonnen gebied -giftige bagger- vrijwillig prijs toen de Duitsers hun laatste offensief van deze oorlog inzetten. Alleen voor die paar kilometer stierven dus, volkomen onnodig, een half miljoen mensen.

Na dagen vol musea, begraafplaatsen, verwilderde bunkertjes en loopgraven, ploffen we dorstig neer op een terras. De zoon van 16 heeft ontdekt dat hij in België bier en wijn mag drinken. Onder de parasol twijfelt hij even (‘ik heb mijn id in de tent laten liggen’) en bestelt dan met lage stem een pint. De getatoeëerde serveerster brengt razendsnel een schuimend glas bier. De zoon schiet spontaan in een uitzonderlijke bui van spraakzaamheid.  ‘Zo hey, dat ging soepel!’ Die avond laat ik hem alle hoeken van het schaakbord zien.

Bij het ontbijt stuur ik de zoon een appje met een verwijzing naar het boek Im Westen Nichts Neues van Erich Maria Remarque.  

‘Gast, dit is een mooi boek om te lezen voor de Duitse lijst volgend jaar.’

-‘Okay!’

‘Er is ook een goede verfilming van.’

-‘Beter.’

Koffie?

-‘Ja.’

Terug in Nederland gaat het op de autoradio over Jan Roos, Tim den Besten en een hakenkruisvlag aan een viaduct. We zijn weer terug in het land van opinie, ophef en ophitsers.

De zoon zucht en maakt een einde aan de selectieve verontwaardiging die we hebben gemist als kiespijn. Hij drukt het praatprogramma uit, zet een nummer op van Deep Purple en we zwijgen nog even verder.  

Join the conversation!

  • Een indrukwekkend en onvergetelijk bezoek, lijkt me. En indrukwekkend mooi geschreven.

    Mijn vader heeft zijn drie tieners ooit meegenomen naar de stranden, bunkers, musea en kerkhoven van Normandië, en dat maakte een onuitwisbare indruk op mij. Helaas bleef zijn interesse, en dus de onze, beperkt tot de Tweede Wereldoorlog. Ik begrijp nu dat ik ook nog eens een bezoek aan Ieper moet brengen, dank daarvoor!

    Hartelijke groet,
    Annemarie

    PS Toen ik werkzaam was bij Regiopolitie Groningen heb ik ooit eens een leuke en nuttige training bij je gevolgd. Ik ben niet erg actief op LinkedIn, maar ga je blogs zeker vaker lezen.

    • Bedankt Annemarie! En wat leuk om weer van je te horen.

      Het is wel een aanrader, vind ik. In die regio krijgt de Eerste Wereldoorlog, logisch, veel meer aandacht. We zijn ook nog naar Duinkerken gereden, maar daar is de aandacht voor de Tweede Wereldoorlog (operatie Dynamo, toch wel een belangrijk moment) onvergelijkbaar. Een paar monumenten, een museum met borden en aangeklede poppen.

      In Vlaanderen hebben we daarentegen twee fantastische en indrukwekkende musea bezocht, heel interactief en modern: het meest bekende museum ligt in het hart van Ieper (In Flanders Fields heet dat) maar het museum in Zonnebeke, tien kilometer verderop over de slag om Passchendaele vonden we eigenlijk nog net iets toffer. Ook heel interactief en meer een ervaringsmuseum met nagebootste schachten en loopgraven. Wat ze in beide musea goed deden, is hun benadering van doelgroepen: doorgewinterde slagveldtoeristen en kinderen worden goed bediend.

      Ik zou er zeker eens langs gaan. Al heeft dat toerisme ook wel iets bevreemdends, het is toch goed om je te verdiepen in oorlog. Het is de beste manier om vrede en veiligheid nog meer te gaan waarderen.

      Groets, Bart

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *