Omdat het met de zingeving wel wat beter kon, had ik “ja” gezegd tegen de oudere meneer die belde. En nu loop ik met een donkergroene collectebus door mijn eigen straat. Keurig onder etenstijd, zoals het formulier met de collecte-tips voorschreef.
Op het eerste adres wacht ik twee minuten. Net als ik het pad afloop, hoor ik dat de schuiven uit hun grendels worden geschoven. Ik wandel terug naar de voordeur. Het duurt nog eens twee minuten. Uiteindelijk lukt het de gerimpelde dame om haar voordeur te openen. ‘Ah, daar heb je het Reumafonds! Daar geef ik graag voor.’
Ik leg uit dat ik voor Amnesty International kom. ‘Dat stond niet aangekondigd in het dorpsblaadje hè?’ Toch stopt ze een knuistvol munten in mijn bus. ‘Want het is vast wel ergens goed voor.’
De volgende deur gaat open voordat ik op de bel kan drukken. ‘Ik zag je al lopen.’ Deze buurtgenoot heeft het bakje met muntgeld al in haar hand. In mijn dorp, door trotse inwoners voorzien van de bijnaam De Parel van Salland, staan ze bekend als gulle gevers.
De dame gooit een muntstuk van twee euro in mijn bus. Ik bedank haar en draai me om.
‘Zeg, waar was het eigenlijk voor?’
- ‘Voor Amnesty International.’
‘Hè? Ik dacht dat het voor het Reumafonds was.’
- ‘Nee, die komen volgende week. U wilt uw geld toch niet terug, mag ik hopen?’
‘Het zit nou toch al in de bus. Maar waar was het nou precies voor?’
- ‘Voor Amnesty. Zij helpen activisten en oppositieleden in landen waar mensenrechten onder druk staan.’
‘Je geeft toch niks aan Poetin hè?’
- ‘Nee, juist aan zijn tegenstanders.’
‘Mooi zo, houd dat geld maar.’
Een paar dagen later lever ik de bus weer in. ‘Zohoo, een record’, zegt de collecte-coördinator.